Het is een fantastische vondst: de kleine, tinkelende titelheld van Annie M. G. Schmidts Wiplala weer niet zelf ten tonele voeren, maar zijn sporen des te meer. In de gelijknamige musical van Het Filiaal zien we niets van de toverende dwerg, de tekens van zijn aanwezigheid zijn overduidelijk.
We zien het dichtklappende deurtje van zijn kleine huisje bij Meneer Blom en de kinderen Nella Della en Johannes, zijn zwarte voetstapjes in huize Parelhoen waar hij in het kolenhok is gevallen, het opwippend dekseltje van een doosje waarin hij verstopt zit; hij zoeft voorbij, hij klimt in tassen, slingert aan veters, kortom: hij IS er.