Recensie Brammetje Baas van Van Engelenburg Theaterproducties

gepubliceerd in: 
theaterkrant.l
gepubliceerd op: 
10/12/2015

Brammetje Baas van Van Engelenburg Theaterproducties opent op een lege vloer. Terwijl het publiek van zeven jaar en ouder nog zit te wachten tot het gaat beginnen, komt er – het zaallicht nog aan – een jongen in een rood-wit gestreepte trui op. Hij heeft drie gekleurde stoelen bij zich die hij – amper drie stappen op het podium – uit zijn handen laat vallen. ‘Hee’, zegt hij als hij het publiek in het oog krijgt.

Acteur Robbie Aldjufri zegt de rest van de voorstelling ook nog heel vaak ‘hee’, verbaasd als hij is bij alles wat zijn aandacht trekt. Een rode loper, een over het podium kruipende mier, een celliste in een paarse petticoat die komt optreden; het is nogal veel waar zijn blik op valt, want zo leeg als het podium was bij aanvang, zo vol troep ligt het na een kleine vijf minuten. Een piano, een deur (compleet met bel), een ladder, een spiegel met lampjes en vooral heel veel pingpongballen en stuiterballen.

Het personage Brammetje Baas werd in 2007 bedacht door Tamara Bos in een prentenboek. Enige faam kreeg het aandoenlijke, zeer herkenbare jongetje uit groep 3 op het witte doek in 2012. Brammetje heeft veel vragen in zijn hoofd en het lukt hem maar niet om stil te zitten en zich te gedragen zoals de strenge meester Vis – van de oude stempel – het graag ziet.

In deze theatervoorstelling staat Brammetje tegenover een celliste, gespeeld door Maria Noë, die in de veronderstelling verkeert te moeten optreden. Daar krijgt ze echter de kans niet toe door het ‘drukke gedoe’ van Brammetje Baas. Telkens als ze wil beginnen, ziet hij weer wat nieuws.

Aldjufri laat Brammetje aan één stuk door praten. Dat doet hij knap, zeer energiek, met hier en daar een goocheltrucje en af en toe mag hij best geestige taalgrapjes maken (‘Waarom moet je de muziek verzórgen? Is de Mu ziek?). Maar herkenbaarheid, ontwikkeling en ontroering zijn ver te zoeken.

Tekst (Tom Sijtsma) en regie (Pepijn Cladder) hebben hand in hand al het drama zorgvuldig vermeden. Wat Brammetje Baas precies met al zijn willekeurige troep op het podium komt doen, blijft onduidelijk. Ja, zijn fantasie volgen en middenin een tocht per ‘raketbus’ overschakelen op een ‘automatisch voorleesverhaal’, of meester Vis uitbeelden met een in colbert gehesen zwabber. Behalve een steeds ietsje bozer wordende celliste, ondervindt Brammetje echter geen enkele ellende van zijn almaar voortdurende associatieve gedrag en dus kan er ook geen werkelijke acceptatie of verlossing of smeuïge irritatie of wat dan ook volgen.

En dan wordt het druk pratende jongetje temidden van veel chaos ook nog eens ondersteund met drukke circusdeuntjes en een vaag snerpend geluidsdecor; roder kunnen rode rozen niet geverfd worden.