Interview met Simon van der Geest
Mythologische klassiekers voor kinderen; Simon van der Geest bewerkte de Odyssee en de Edda. ‘Oude verhalen moet je nooit een ‘modern jasje’ geven, zoals sommigen beweren. Je moet ze afpellen tot je uitkomt bij de kern van ons mens-zijn.’
Simon van der Geest (1978) is een van de belangrijkste schrijvers voor jeugd van zijn generatie. In 2011 werd zijn bewerking van Homeros’ Odyssee, Dissus, bekroond met de Gouden Griffel; in 2013 viel Spinder dezelfde bekroning ten deel. Nu brengt Theatergroep Kwatta Dissus uit als muziektheatervoorstelling. In dezelfde periode speelt Theater Gnaffel zijn toneeltekst Gedonderdag, een bewerking van de Edda, de verzameling mythologische verhalen uit het Noorden van Europa.
In Dissus heeft Van der Geest de omzwervingen, heldendaden en thuiskomst van de Griekse legerleider Odysseus teruggebracht tot het verhaal van een doodgewoon jochie dat na een zwembadbezoekje samen met zijn vriendjes ‘zwaar verdwaalt’. Van der Geest: ‘Ik vind het jammer dat zo’n klassiek verhaal als de Odyssee vaak voorbehouden blijft aan gymnasiasten, terwijl het voor iedereen herkenbaar kan zijn. Odysseus’ heldhaftige avonturen herinneren mij aan mijn eigen jeugd in de polder. Wij daagden elkaar uit om in de schuur van een norse boer te spelen, bouwden ons eigen vlot. Op zulke momenten voelde ik me ook een held die iets groots had bereikt. Dat hoort voor mij bij jongen-zijn en opgroeien. Daarom is de letterlijke avonturentocht in Dissus de innerlijke tocht geworden van een jongen die leert om voor zichzelf op te komen.’
Toch zijn Dissus’ avonturen uiteindelijk allesbehalve doodgewone jongensavonturen; net zoals in Homeros’ heldenepos sneuvelen velen gruwelijk. Wreedheden zijn een terugkerend thema in het werk van Van der Geest:
‘Ik denk dat mythologische klassiekers de tijd mede hebben doorstaan omdat daarin wordt beschreven wat ons angst inboezemt: bijvoorbeeld dood en vernietiging. Beide zijn verbonden met het leven. In de Edda wordt alles vernietigd voordat iets nieuws wordt opgebouwd. Dat is misschien wreed, het is ook grappig. Slopen kan heel leuk zijn, toch? Mijn zoontje van twee bouwt bijvoorbeeld wel eens een toren, maar vindt het omgooien ervan veel leuker dan het bouwen. De drang tot vernietigen is er wellicht eerder dan de drang tot creëren.’
Gedonderdag is een wedstrijd tussen de Goden die voorkomen in de Edda. Vechtend om een dag naar zich vernoemd te krijgen, vertellen ze elkaar sterke verhalen over reuzen vermorzelen en gevaarlijke monsters bestrijden. Regisseur Gienke Deuten besloot om al die kibbelende figuren te verbeelden met behulp van poppen. Van der Geest: ‘Ik ontdekte dat poppen niet goed subtekst kunnen spelen. Ze komen beter uit de verf als ze gewoon rechttoe rechtaan tekst hebben. Gelukkig past dat goed bij de aard van die Noorse Goden. Waar de Griekse mythologie vaak een tragedie is, is de Noorse mythologie eerder een komedie. Die Goden zijn net grote kleuters. Ze chanteren elkaar, dringen voor, schoppen dwergen. Als blijkt dat oppergod Odin met zijn verhaal geen dag in de week verdient volgens de jury, speelt ie gewoon vals en verandert ie de regels. Dat kinderachtige wedijveren is voor mij de kern van de Edda. Ik vind dat je bij bewerkingen nooit iets op het origineel moet plakken, je moet er een kern uitpellen. En ik pel er intuïtief een emotionele kern uit waar je als kind druk mee bezig bent, zoals voor jezelf opkomen of wedijveren om erkenning.’
Deze thema’s vangt Van der Geest in ritmische en poëtische taal: ‘Ik probeer de kleur te zoeken van hoe een gebeurtenis klinkt. Moet het zoemen, krassen of daaagen duuuren? Bij zo’n kleur passen bepaalde klinkers of medeklinkers en dus bepaalde woorden. Voor het bewerken van de Edda heb ik niet alleen de inhoud doorgrond maar ook de lompe vorm. Het boek staat vol onleesbare gedeelten en uiteenlopende literaire genres. Dat heeft ‘knoestige poëzie’ opgeleverd met rare stiltes en korte zinnen.’
Voor de bewerking van Dissus tot muziektheater heeft van der Geest nauwelijks iets aangepast aan zijn eigen boek. De grootste ‘ingreep’ is gedaan door regisseur Josee Hussaarts die de tekst niet als monoloog van Dissus laat spelen, maar deze heeft verdeeld over meerdere acteurs. De vrienden van Dissus hebben daardoor een eigen stem en karakter gekregen. En de tekst is in zijn geheel op muziek gezet door componist Rogier Bosman. Van der Geest: ‘Het is bijna een opera geworden, maar wel een met veel grapjes. Met dissonante klanken en hier en daar een vet musicalnummer. Wanneer hoor je in het jeugdtheater nou een meerstemmig, zevenkoppig jongenskoor?’