Recensie Het schaap Veronica van NTjong

gepubliceerd in: 
theaterkrant.nl
gepubliceerd op: 
22/10/2015

Achterin de witte ruimte gaat een piepklein luikje open. Een wit kroezenkopje verschijnt. Mèèh, blaat het witte schaapje, terwijl ze naar voren kruipt op haar zwarte pootjes. Dan staat ze op en zingt: ‘Ik lig al in bed/maar de zon is nog op/en ik vind het gemeen/ dat ík nou alleen/ in bed lig met dichte gordijnen.’

Willemijn Zevenhuijzen is een geweldig schaap Veronica. Een tikje hooghartig, met te allen tijde een schaapachtige blik en een verrukkelijk gesoigneerde dwarskopperij. Ze mekkert van angst als de dominee het sprookje van De wolf en de zeven geitjes vertelt om hem vervolgens bits de les te lezen dat zij nog nooit een geitje ‘met een Friese klok heeft ontmoet’. Ze kermt triomfantelijk uit dat bedelen haar ‘enig’ lijkt, vreet stoïcijns de dominees pochet, danst met uitgestreken gezicht in een gele tutu en jammert met oprechte verbazing dat zij toch ‘geen vee’ is als daarvoor belasting moet worden betaald.

Om haar heen vertolken Michiel Bijmans en Eva Zwart de tuttige en bekrompen Dames Groen. Grotesk en met veel gegiechel drinken ze thee, koffie en advocaat en na het eten vinden ze ‘het altijd heerlijk om te schreien’. Titus Boonstra als de dominee heeft een geweldig entree: via een soort transportband glijdt hij het toneel op om vervolgens onopvallend goeiige wijsheden te verkondigen als ‘wij zijn totaal uniek’.

Het schaap Veronica van NTjong is een potpourri van de versjes over het beroemde schaap van Annie M.G. Schmidt – hier en daar aangevuld met wat andere versjes van de grootmeesteres van het kleuteranarchisme in de typisch Nederlandse burgerlijke jaren-vijftig-moraal. Alle scènes beginnen zoals de versjes van het schaap beginnen: ‘He bah, zei het schaap Veronica’, of ‘Poeh, zei het schaap Veronica’. De taal van Schmidt is goed besteed aan de droogkomische talenten van de vier acteurs en het absurdistische decor (bestaande uit een reuzentheekopje, een touwladder, een staande klok en enkele luikjes en deurtjes) werkt uitstekend mee in de licht humoristische toon van de voorstelling.

Toch blijft het geheel kabbelen. De versjes hebben allemaal ongeveer dezelfde lengte en zo ook de scènes. De noodzaak van de gekozen versjes is niet altijd voelbaar; ze volgen elkaar maar op zonder duidelijke richting. Hoewel de minimalistische muziek van Jolle Roelofs uitstekend past bij de keurigheid van niet aankomen en op de centen letten, werk-ie ook tegen. De dynamiek van het geheel blijft wel heel erg subtiel en de drie sing-a-longs krijgen de zaal niet overtuigend mee.