Reportage opstart NTjong

gepubliceerd in: 
NRC
gepubliceerd op: 
11/04/2013

‘Het is van nú’, zegt een meisje. ‘Omdat het over internet gaat’, vult haar vriendinnetje aan. ‘Die jongen en dat meisje zijn volgens mij best eenzaam, ze hebben helemaal geen vrienden’, klinkt het uit de andere hoek van het repetitielokaal op de zolder van het Nationale Toneel-gebouw in Den Haag. Aan het woord zijn de leerlingen van groep zeven en acht van de Nicolaas Beetsschool uit Rijswijk. Voor het eerst zijn er bij het grote Haagse repertoiregezelschap kinderen over de trappen gedenderd. Sinds januari is het NT uitgebreid met NTjong, het jeugdtheatergezelschap dat is voortgekomen uit de fusie met Stella Den Haag. In het huis en onder de vlag van het NT gaat NTjong theatervoorstellingen maken voor de jeugd. Een novum voor het gerenommeerde gezelschap.
Het keurige klasje krijgt een primeur: de allereerste repetitiedoorloop van de allereerste voorstelling die de nieuw aangetreden artistiek leider Noël Fischer bij het kersverse NTjong aan het repeteren is. LucyRingo zal de komende maanden gespeeld worden in de klassen van basisscholen in Den Haag en omstreken. Fischer is blij met de reacties: ‘Het is toch spannend. Nog voordat ik werd gevraagd als artistiek leider, was er voor deze periode al een voorstelling verkocht aan scholen. Of ik dat wilde invullen. Ik vond een dergelijke klassenvoorstelling een goede en bescheiden manier om te beginnen.’
LucyRingo wordt begin april ook aan een vrij publiek getoond tijdens het Haagse Zinder, een kleinschalig festival dat enkele jaren geleden werd geïnitieerd door Stella Den Haag. Voor de voormalig artistiek leider van Stella, Hans van den Boom – nu als regisseur verbonden aan NTjong - is de opstart van het nieuwe gezelschap niet alleen spannend maar ook pijnlijk. De fusie is een gevolg van de Haagse gemeentepolitiek die geen subsidie meer wilde verstrekken aan een onafhankelijk jeugdtheatergezelschap. Van den Boom: ‘Het was verschrikkelijk om te merken dat men ons na tweeëntwintig jaar niet meer wilde.’ Hij stemde in met de fusie met NT, maar gaf aan in het nieuwe gezelschap geen artistiek leider meer te willen zijn. Er zou een niet-regisserende intendant komen als leider van het jeugdgezelschap. Die werd echter niet gevonden. Toen werd de spraakmakende en maatschappelijk betrokken regisseur van het Almeerse jeugdtheatergezelschap BonteHond aangetrokken: Noël Fischer. En voor haar was het aandeel van Hans van den Boom een punt van onderhandeling. Niet zo verwonderlijk want Fischer en Van den Boom zijn artistieke tegenpolen. Zoals Fischer het omschrijft: ‘Ik vind Hans’ werk esthetisch en hij vindt mijn werk moralistisch.’ Maar de verstandhouding is goed en de hiërarchie duidelijk: Fischer valt formeel onder de verantwoordelijkheid van artistiek directeur Theu Boermans en Van den Boom onder die van Fischer. Fischer: ‘Binnen een groot gezelschap als het NT, past het dat verschillende artistieke signaturen naast elkaar bestaan, zoals bijvoorbeeld het poëtische werk van Hans in samenwerking met het Residentie Orkest.’
Fischers vuurdoop bij het Nationale Toneel is de eerste lezing van LucyRingo, nu ruim een maand geleden. Aan tafel zit het zevenkoppige artistieke team dat de voorstelling gaat maken, daaromheen alle medewerkers van het NT-kantoor, een stuk of twintig man. ‘Goh, bij mij in Almere hadden we niet zo’n groot publiek’, opent Fischer nuchter. De lezing gaat goed; NT-medewerkers blijken oprecht geïnteresseerd in het nieuwe stuk. ‘Mogen wij af en toe in zo’n klas komen kijken hoe dat gaat?’, vraagt iemand. Waarop Fischer grapt: ‘Dat moeten we voor het hele gezelschap maar verplicht stellen!’ Als na de lezing de kantoormedewerkers weg zijn, roept ze uitgelaten: ‘Dat hebben we overleefd!’.
Het wegnemen van de onwetendheid omtrent jeugdtheater is binnen de opstart een terugkerend aspect. ‘Ze weten er weinig van en daar komen ze ook allemaal onomwonden voor uit’, vertelt ze vlak voordat ze haar eerste artistieke beraad ingaat met regisseurs en dramaturgen van NTjong en ‘NTgroot’, zoals ze het oorspronkelijke gezelschap noemt. De NT-ers blijken boordevol vragen te zitten: Is het publiek van jeugdvoorstellingen een doorsnee van de samenleving? Hoe kan er volgens Fischer een lijn komen tussen familievoorstellingen voor de grote zaal van NTjong en het repertoire van waaruit het NT werkt? Behalve vragen is er ook oprechte verbazing. Over het feit dat er in het jeugdtheater nog taboeonderwerpen zijn zoals incest en echtscheidingen. En er zijn zorgen: Wordt de spoeling onder acteurs uit het ensemble van NT niet erg dun als die ook bij NTjong gaan spelen?
Fischer trekt af en toe haar wenkbrauwen bijna onmerkbaar op, maar beantwoordt alle vragen geestdriftig. Toen ze acht jaar geleden in het jeugdtheater begon, liep ze zelf tegen soortgelijke vragen aan. Omtrent de taboeonderwerpen legt ze uit dat het vooral de ouders en leerkrachten betreft die soms denken dat onderwerpen voor kinderen te zwaar zijn. Voor haar is dat echter nooit een reden geweest om die onderwerpen te schuwen, omdat kinderen er weldegelijk iets mee kunnen. Over de zorg omtrent het ensemble is ze laconiek: ‘Laat ons als NTjong voorlopig maar werken met freelance acteurs uit ons eigen circuit. Op een gegeven moment raakt er vanzelf een NT-acteur geïnteresseerd in NTjong. Of een NT-regisseur in een acteur van NTjong.’ Volgend seizoen zal de oversteek tussen NT en NTjong waarschijnlijk al een feit zijn. Er zijn onderhandelingen gaande over de rechten van de monoloog Titus van Jan Sobrie, die Casper Vandeputte zal gaan regisseren voor NTjong. Joris Smit en Reinout Scholten van Aschat, twee van de jongste aanwinsten in het ensemble van NT, gaan hem afwisselend spelen voor jongeren. Bovendien betreft het hier meteen een taboeonderwerp binnen het jeugdtheater: zelfmoord. Boermans mengt zich in het gesprek: ‘De werkelijk inhoudelijke verbinding kunnen we alleen maar gaandeweg ontdekken. Daarvoor moeten we eerst aan het werk, zodat we elkaar artistiek kunnen ontmoeten.’ Waarna Fischer de daad bij zijn woord voegt en met een vriendelijk excuus terug gaat naar haar repetitie. ‘Aan die vergadercultuur moet ik nog een beetje wennen.’
Onderweg naar de repetitieruimte vertelt ze dat ‘het opheffen van de waterscheiding tussen volwassenentheater en jeugdtheater’ niet alleen binnen de opbouw van het gezelschap een hot issue is. Fischer: ‘Vanuit het jeugdtheaterveld denkt men dat Theu mij in een kast heeft opgesloten en er met een miljoen voor jeugdtheater bestemde subsidie vandoor is. Nou, ik kan iedereen geruststellen: dat is niet het geval! Dat miljoen is gelabeld voor NTjong en ik mag zelf bepalen wie ik aantrek als medewerkers.’
Fischer heeft van Boermans volledige artistieke autonomie gekregen. Toch zal Fischer, die zich de afgelopen jaren heeft geprofileerd als maker van fysieke en beeldende voorstellingen, een artistieke omslag maken. Fischer: ‘Ik ga me nu ook richten op bewerkingen van volwassenenrepertoire en wellicht bestaand jeugdtheaterrepertoire. Een geweldige nieuwe stap in mijn ontwikkeling. Toen Theu mij vroeg om artistiek leider te worden, heb ik hem gevraagd waarom hij jeugdtheater wilde opnemen in het NT. Hij antwoordde dat het voor een repertoiregezelschap van nu noodzakelijk is om na te denken over manieren om nieuw en vooral jong publiek te bereiken. Dat vond ik een bevredigend antwoord. Als je niet in staat bent om verhalen van onze cultuur, die gekenmerkt wordt door diversiteit, door te blijven vertellen aan jonge generaties, dan ga je als repertoiregezelschap langzaam dood. Ik ga volgend seizoen onder andere een radicale bewerking voor kinderen vanaf tien jaar maken van Büchners Leonce en Lea.’
En weg is ze, terug naar de repetitiezolder, de trap op langs het kwadrant foto’s van de regisseurs en acteurs van NT. Rechts onder is een opvallende lege plek. Daar zal over enkele weken de foto van Fischer prijken.