Reportage NTjong

gepubliceerd in: 
TM
gepubliceerd op: 
01/10/2013

Bij het kersverse gezelschap NTjong, de jeugdtheaterpoot van Het Nationale Toneel, wordt momenteel gerepeteerd aan de muziektheatervoorstelling Zebra Zebra. Een – zoals de makers het verwoorden – ‘levend stripverhaal, losjes gebaseerd op Rhinoceros van Ionesco’. Een absurdistische voorstelling voor kleuters vanaf vijf jaar over de vraag hoe je met vreemden en verandering om kan gaan.
Componist Jolle Roelofs zit achter een keyboard met daarboven gemonteerd en reeks woodblocks. Hij pingelt wat voor zich uit terwijl regisseur Noël Fischer bezig is om vijf acteurs in zwart-witte kostuums en wit geschminkte gezichten op de juiste wijze in het toneelbeeld te passen. Twee vrouwen piepen met hun gezichten door kleine uitgesneden luikjes in de witte achterdoeken. Een derde vrouw met hoogblonde witte pruik rommelt samen met een man in officierskostuum achter een tafel met kettinkjes en sjaaltjes waardoor plotseling op het achterdoek hoofddeksels en jurkjes voor de twee vrouwen aldaar verschijnen. Een vierde acteur staat in matrozenkostuum in de buurt van Roelofs de zinnen ‘ik wou dat ik een meisje was’ voor zich uit te zingen. De dames in het achterdoek moeten meer ‘gieren’ van Fischer en Roelofs moet van haar even intuïtief bepalen of zijn intro van het liedje al moet beginnen vóórdat de matroos in beeld verschijnt of pas als deze kotsend zijn hoofd boven een van de doeken uitsteekt.
Het is een ‘montage-dag’ in het repetitieproces. Toneelbeeld met camera’s en projecties moet samen gaan komen met muziek en spel. De tekst, die is gebaseerd op improvisaties, zal in een later stadium worden vastgelegd. Alleen de teksten van de liedjes (ook ontstaan uit improvisaties) zijn al wel vastgelegd. Maar, zoals blijkt, het liedje ‘ik wou dat ik een meisje was’ is te lang. Nadat de scène tig keer is herhaald, merkt Roelofs op dat er - als de scène zo blijft – een couplet uit moet.
Roelofs en Fischer werken al enkele jaren samen, onder andere in de BonteHond-producties Liggen op je rug, Watou en Spoonface. Hun werkproces ziet er ongeveer als volgt uit: Fischer komt met een ruw concept. Daarbij noteert Roelofs zijn muzikale associaties. Dat wordt minimaal uitgewerkt tot een heel grove structuur. Er wordt bewust nog geen muziek van te voren gecomponeerd. Alles ontstaat op de vloer in samenwerking met de acteurs. Roelofs: ‘We zijn er achter gekomen dat dat het beste werkt. Als je iets componeert, raak je gehecht aan wat je maakt. Maar bij het maken van een voorstelling moet je flexibel blijven zodat niets wordt uitgesloten. Daarom ben ik altijd bij alle repetities aanwezig. Ik vind het l belangrijk om de energie te blijven voelen van wat er op de vloer gebeurt.’
Roelofs houdt zich al met muziektheater bezig sinds zijn jeugd, toen hij samen met Jetse Batelaan en acterende broer Tjebbe Roelofs een eigen theatergroepje had. Hij studeerde piano, lichte muziek en compositie aan verschillende conservatoria in Nederland en deed ervaring op bij onder andere Paul Koek en Orkater. Van eerstgenoemde leerde hij vooral het belang van experiment, van laatstgenoemde dat muziek niet altijd netjes hoeft te zijn.
Voor Fischer is het gebruik van muziek in voorstellingen evident: ‘Muziek opent een manier van kijken die de toeschouwer weghaalt van het realisme. Taal pint je altijd vast op de werkelijkheid. Dus zeker bij deze absurdistische beeldende kleutervoorstelling is het gebruik van livemuziek voor mij logisch. Wat het werken met Jolle zo interessant maakt, is dat zijn werk weliswaar meestal melancholisch is, maar tegelijkertijd op een positieve manier stijlloos. Alles kan, qua klank, qua instrumenten, dat is prettig als je associatief werkt zoals ik.’
Vaste vraag tijdens een repetitieproces is hoe Roelofs fysiek in de voorstelling past. Moet hij als ‘popmuzikant’ optreden? Een ‘rol’ krijgen? Samenvallen met het toneelbeeld of juist niet? In Zebra zebra heeft hij duidelijk geen rol, maar is hij volgens Fischer en Roelofs ‘een performer die muziek maakt’. Zoals de acteurs in deze voorstelling performers zijn die zowel een rol spelen als projecties creëren. Samen met de vormgever en kostuumontwerper is bedacht waar Roelofs moet zitten en welke kleding hij aan moet: rechtsachter, met een gigantische, rechthoekige afro-pruik op zijn hoofd. En de hoogblonde ‘Heleen’ die de voorstelling opent, moet hem vooral ‘meenemen in haar blik’ als ze onderzoekend de zwart-witte ruimte en het publiek voor het eerst in zich opneemt.

[Voorstel om het volgende als kader erbij te plaatsen:]
Wat is muziektheater volgens: Noël Fischer en Jolle Roelofs
‘Er is een oplopende schaal waarin opera het ene uiterste vormt en een voorstelling waarbij af en toe een bandje wordt gestart met reeds bestaande nummers het andere uiterste vormt. Ergens daar tussenin gaat een voorstelling ‘muziektheater’ heten. Maar waar dat precies is? Wij gebruiken muziek in ieder geval niet als lijmmiddel voor scèneovergangen. Muziek moet voor ons een volwaardige speler zijn en dus net zo interactief en levend zijn als een acteur.’