Recensie Tweetakt

gepubliceerd in: 
NRC
gepubliceerd op: 
25/03/2013

De elfde editie van het jaarlijkse Tweetaktfestival opent met drie Vlaamse voorstellingen. Daarmee wordt pijnlijk zichtbaar dat het ‘internationale’ karakter van het jeugd- en jongerentheaterfestival als geheel tegenvalt: de getoonde buitenlandse voorstellingen zijn voornamelijk afkomstig van onze zuiderburen. Bovendien is één van de openingsvoorstellingen vorig jaar al in Nederland te zien geweest: Vorst-Forest van KVS en Compagnie Cecilia, een fysieke komedie vol absurditeiten over twee voorwaardelijk vrijgelaten gevangenen. De andere twee beleven hun Nederlandse première.
De (on)mogelijke vriendschap van Augustijn en Stef van de Kopergietery uit Gent toont wat de titel doet vermoeden. Augustijn staat met zijn acht jaar glimlachend op een krukje. Zijn rode krulletjes geven hem een fascinerende verschijning. Uit zijn metershoge verjaardagscadeau komt Stef. Een ruige gitarist van vijfendertig met rode baard en zwart leren jack. Tussen hen ontspint zich een ongewone vriendschap. Ontroerend en geestig is het als Augustijn bemerkt dat Stef borst-, oksel- en beenhaar heeft, waarop Stef een stuk van zijn baard knipt en met prittstift op Augustijns kinderborst plakt. Het plezier van het opmerkelijke tweetal is aanstekelijk, maar gaandeweg krijgt hun verhouding een subtiel geregisseerde bijsmaak. Samen pissen oké, in onderbroek rondrennen ook oké, maar als Stef ineens naakt achter zijn gitaar verschijnt, sluipt er een bijna onmerkbare spanning voor pedofiele gevoelens de voorstelling in. Niet omdat Stef daarop uit is – integendeel - maar omdat een man en een jongen kennelijk niet ‘zomaar’ vrienden kunnen zijn.
Danse étoffée sur musique déguisée van het Brusselse dansgezelschap ZOO is daarentegen een aanfluiting. Op het door een pianist live gespeelde ‘sonates en tussenspel voor geprepareerde piano’ van John Cage danst Mat Voorter rond. Aan zijn lichaam zijn gekleurde ballonbuizen bevestigd, die een flauwe associatie met een insect oproepen. Zo gearticuleerd als de muziek is, zo ongearticuleerd zijn zijn bewegingen. Eigenlijk is het nauwelijks dans te noemen: hij wurmt, ploegt en wriemelt richtingloos door de ruimte. Hij slaat naar de – op zich wonderlijke – ballonsculpturen die tevoorschijn komen en hannest met stokken en dekens. Maar geen van de objecten raakt bezield en Voorters expressie is tenenkrommend. Wat dergelijk oubollig amateurisme doet tussen ‘voorstellingen van talentvolle, vernieuwende makers’ (zoals het festival pretendeert), is een groot raadsel.