Kwatta
Nu de stofwolken van de subsidieadviezen en –toekenning vrijwel zijn opgetrokken komen instellingen tevoorschijn die overal buiten de boot zijn gevallen. Ze zijn niet in de Basisinfrastructuur opgenomen en krijgen geen geld van het Fonds Podiumkunsten. Een van die instellingen is het Nijmeegse jeugdtheatergezelschap Kwatta, dat deze maand tien jaar bestaat. Brechtje Zwaneveld zocht uit wat er mis ging.
Door Brechtje Zwaneveld
Toen staatssecretaris Zijlstra ruim een jaar geleden zijn grootse bezuinigingsplannen aankondigde en de Raad voor Cultuur zijn advies over de nieuwe indeling van de Basisinfrastructuur (BIS) presenteerde, zag het er zeer rooskleurig uit voor Kwatta. Acht jeugdtheaterinstellingen zouden straks kunnen rekenen op subsidie, verdeeld over acht kernpunten. Daarmee verviel de uitzonderingspositie van landsdeel Oost, waar momenteel twee jeugdtheatervoorzieningen in de BIS zitten: Kwatta uit Nijmegen en Sonnevanck uit Enschede. Het kernpunt van landsdeel Oost heette ‘Arnhem/Nijmegen’. Daarmee leek het Nijmeegse Kwatta het aangewezen jeugdgezelschap in de oostelijke regio te zullen worden, ten nadele van Sonnevanck. Maar het liep anders.
Hoopvolle verwachtingen
Artistiek leider van Kwatta, Josee Hussaarts, vertelt wat zich het afgelopen jaar achter de schermen in het oosten van het land heeft afgespeeld. ‘Nog ruim voordat de Raad adviseerde over de nieuwe indeling van de BIS werden wij door Sonnevanck benaderd om te praten over samenwerking. Dat kwam voor ons als een volkomen verrassing, daar hadden we nog nooit over nagedacht. En toen we er wel over gingen nadenken, kwamen we tot de conclusie dat Toneelgroep Oostpool uit Arnhem voor ons een natuurlijker partner was dan Sonnevanck. Ten eerste vanwege de afstand – Nijmegen-Enschede is 120 kilometer, Nijmegen-Arnhem slechts achttien – en ten tweede omdat een partner uit het volwassenentheater ons spannender leek als verruiming van onze artistieke koers.’
Zo gezegd, zo gedaan. Kwatta schoof met hoopvolle verwachtingen rond de tafel met Oostpool. Hussaarts: ‘Oostpool stelde voor dat we onszelf zouden opheffen en een nieuwe organisatie zouden opbouwen waarbinnen iedereen moest solliciteren naar zijn eigen baan. Dat zagen wij niet zitten. Wij wilden heel graag behouden wat we de afgelopen jaren hebben opgebouwd. We geloven dat het belangrijk is om als jeugdtheatergezelschap je eigen autonomie te bewaren. Jeugdtheater vraagt om een andere expertise, om een ander netwerk dan theater voor volwassenen. Wij stelden ons eerder voor dat we via coproducties, gezamenlijk aanbod en eventueel een gedeelde backoffice achter de schermen zouden gaan samenwerken, zonder onze eigen identiteit en het daarbij horende netwerk en publiek te verliezen.’
Kernpunt Arnhem
Toen staatssecretaris Zijlstra de definitieve nieuwe indeling van de Basisinfrastructuur bekendmaakte, bleek – zoals de Raad had geadviseerd - voor alle jeugdgezelschappen een half miljoen beschikbaar te zijn. Hussaarts: ‘Daarmee wordt totaal voorbijgegaan aan het feit dat niet alle landsdelen even groot zijn. Men doet altijd net alsof dat vooral voor de gezelschappen in de Randstad nadelig is, omdat daar veel meer kinderen wonen en daar dus een veel grotere taak voor jeugdgezelschappen bestaat. Maar met één jeugdvoorziening in landsdeel Oost is het probleem veel groter, want daar wonen meer kinderen dan in bijvoorbeeld Noord-Holland. De jeugdvoorziening voor landsdeel Oost krijgt per kind verreweg het minste geld, terwijl de opdracht overal dezelfde is.’
Zijlstra’s BIS kende voor het jeugdtheater ook een paar wijzigingen ten opzichte van het Raadsadvies. Eén daarvan was ogenschijnlijk onbelangrijk, maar bleek grote gevolgen te hebben voor Kwatta. Hussaarts: ‘Op miraculeuze wijze was het kernpunt Arnhem/Nijmegen ineens veranderd in kernpunt Arnhem. De slash en wat daarna stond was weggevallen, of weggehaald, terwijl bijvoorbeeld Brabantstad was gehandhaafd. Toen wij daarover belden met OCW was de woordvoerder die we spraken even verbaasd als wij. Maar het hoe of waarom ervan is nooit opgehelderd. Het betekende domweg dat wij naar Arnhem moesten verhuizen om in aanmerking te komen voor die vijf ton subsidie die voor alle acht jeugdvoorzieningen was aangemerkt. Dat kon natuurlijk, maar het was verre van ideaal. Wij zitten hier in Nijmegen in Het Badhuis, dat is ons gezicht. We hebben een sterke binding met de stad.’
Na nog wat telefoontjes met OCW gaf het ministerie toe dat dit een reëel probleem vormde, maar Nijmegen werd niet opnieuw toegevoegd. Wel werd de omschrijving van het kernpunt opgerekt: een instelling hoefde niet per se in een kernpunt gevestigd te zijn, een stevige binding met het kernpunt zou volstaan. Hussaarts: ‘Dus wij opgelucht. En met ons bijvoorbeeld ook Het Laagland uit Sittard, want dat betekende dat het als jeugdgezelschap van landsdeel Zuid niet naar kernpunt Maastricht hoefde te verhuizen. Wat wij ons op dat moment helemáál niet realiseerden, was dat we daarmee ook weer de weg hadden opengelegd voor Sonnevanck. En dat we dus met hen om die ene plek moesten gaan vechten.’
Schoolvoorstellingen
Het werd niet zozeer een concurrentiestrijd met Sonnevanck, maar eerder een politiek steekspel. Er werden gesprekken gevoerd met de gedeputeerden van de provincies Overijssel en Gelderland over een goede aanvraag voor landsdeel Oost. Hussaarts: ‘Vanaf nu wordt het verhaal eigenlijk heel vervelend. Ik wil het wel vertellen, maar ik wil absoluut niet zuur overkomen. Dus, om kort te gaan: de gesprekken met Oostpool liepen stuk. Oostpool gaf aan niet met ons te willen samenwerken. Daarop benaderde Oostpool Sonnevanck als samenwerkingspartner. De provincie Overijssel heeft toen geprobeerd ons ervan te overtuigen geen aanvraag te doen, maar dat vonden wij onzin. Wij werken in Arnhem eigenlijk met iedereen samen behalve met Oostpool. Met het Kröller-Müller Museum, met Artez, met Het Gelders Orkest. Samenwerkingsverbanden die al jaren bestaan en hun mogelijkheden en successen hebben bewezen. Dus we deden wel een aanvraag.’
Op advies van de provincie Gelderland diende Kwatta vervolgens ook een aanvraag in bij het Fonds Podiumkunsten. Voor het geval er toch een negatief advies van de Raad zou komen. Die aanvraag trok het gezelschap echter enkele dagen later weer terug. Hussaarts: ‘Een BIS-gezelschap heeft een heel andere functie dan een Fondsgezelschap. Als BIS-gezelschap krijg je onder andere geld om veel op scholen te spelen. Relatief is het spelen van schoolvoorstellingen namelijk een dure aangelegenheid die je eigen inkomsten sterk drukken, omdat scholen maar heel weinig betalen per leerling. Om te voldoen aan de criteria van het Fonds moesten we drastisch snijden in ons profiel. Er zou dan bijvoorbeeld veel minder ruimte zijn om dergelijke schoolvoorstellingen te spelen, terwijl we dat juist heel hoog in ons vaandel hebben staan. Naast het maken van reizende theatervoorstellingen uiteraard, maar wat ons betreft moet er altijd voor beide ruimte blijven. Nadat we de aanvraag hadden ingeleverd, begon dat te knagen. Daarom hebben we die Fondsaanvraag teruggetrokken. Achteraf kun je makkelijk zeggen: waren we maar naar Arnhem verhuisd, hadden we die Fondsaanvraag maar niet teruggetrokken. Ja, dat klopt. Wij hebben ervoor gekozen om achter onszelf te gaan staan.’
Toegankelijkheid
Dat is niet zo verwonderlijk. Kwatta doet het namelijk al jaren behoorlijk goed. Afgelopen seizoen trok het gezelschap 32 duizend bezoekers, jaarlijks worden drie reizende voorstellingen gemaakt met elk een tournee van veertig à vijftig speelbeurten, de recensies in de landelijke pers zijn overwegend goed, er worden ruim vierhonderd schoolvoorstellingen per seizoen gespeeld en ondanks dat bedraagt het percentage eigen inkomsten 17,6 procent. De Raad beoordeelt het publieksbereik en ondernemingsvermogen van Kwatta dan ook als buitengewoon goed.
De kritiek betreft de inhoudelijke uitwerking van de plannen.
Hussaarts: ‘Soms heb ik het gevoel dat de beeldvorming over Kwatta ons in de weg staat. Ik wijd me al sinds ik hier begon met hart en ziel aan het maken van toegankelijke voorstellingen. Toegankelijkheid is voor mij een artistiek uitgangspunt, maar dat wil niet zeggen dat een toegankelijke voorstelling inhoudelijk oppervlakkig of theatraal eendimensionaal is. Wij zoeken bijvoorbeeld regelmatig het grensgebied met opera of beeldende kunst op – toch niet bepaald gemakkelijke kunstvormen. Helaas wordt in het land vaak gedacht dat wij gemakkelijke voorstellingen maken. Toegankelijkheid is in het theater bijna een scheldwoord. Ik heb het Nederlandse jeugdtheater wel eens het Querido-theater genoemd. Er heerst een soort stilzwijgende consensus dat onderwerpen zwaar en ingewikkeld moeten zijn. Daarmee is veel jeugdtheater meer gericht op ouders dan op kinderen, zoals de kinderboeken van Querido meer door jonge moeders worden gelezen dan door de kinderen voor wie ze zijn bedoeld. Natuurlijk is dat een provocerende opmerking, maar je moet af en toe ook provocerend zijn. Wij gaan nota bene Dissus, een boek van Simon van der Geest dat Querido heeft uitgegeven, bewerken voor de grote zaal. Ik gelóóf echt in de kracht van toegankelijkheid met inhoud. En gezien ons publieksbereik en de waardering voor onze voorstellingen zijn wij in onze artistieke missie volop geslaagd.’
Jubileum
In oktober bestaat Kwatta precies tien jaar. Men was het bijna vergeten. Maar hoe onwerkelijk het voor het hele team en alle betrokkenen ook voelt, dat heuglijke feit wordt gevierd. En wel met een jubileumvoorstelling met de titel Mismuis. Een voorstelling voor vier mannen, poppen en objecten, gebaseerd op een boekje van Paul Gallico uit de jaren zestig (het lievelingsboek van J.K. Rowling). De inhoud sluit nog nauwer aan bij de situatie van Kwatta dan de titel doet vermoeden: de Mismuis heeft geen staart. Om die reden wil niemand hem opeten. Hij is voorbestemd om te worden opgegeten door de angstaanjagende Miskat. De dappere muis ontloopt zijn noodlot niet, maar gaat er vol trots recht op af. Want als muis is hij dan misschien mislukt, als Mismuis is hij zeer geslaagd.
De toekomst van Kwatta is nog zeer onduidelijk. Het enige waaraan het gezelschap zich momenteel kan vasthouden is dat het provinciebestuur van Gelderland het voortbestaan van Kwatta serieus neemt. Er is een motie aangenomen om de gedeputeerde van de provincie Gelderland te steunen bij haar zoektocht naar manieren om de toekomst van Kwatta te garanderen. Maar welk subsidiebedrag daaraan hangt en of dat genoeg zal zijn om het gezelschap in zijn huidige vorm overeind te houden is de vraag. Begin november 2012 komt daarover uitsluitsel van de provincie.