Jeugdtheater op wielen
Met het beperkte budget dat scholen ter beschikking staat om leerlingen te laten kennismaken met cultuur zit het bezoeken van een reguliere theatervoorstelling er zelden meer in. Verschillende (jeugd)gezelschappen gaan daarom zelf naar de scholen toe. Niet voor een optreden in een muffe gymzaal of aula, maar met een eigen trailer die dienstdoet als pop-up theater. Theatermaker stapte in bij Oostpool en Sonnevanck, Kwatta en Theater Artemis.
In de stromende regen stap ik maandagochtend om kwart voor negen het schoolplein op van het Oosterlichtcollege in Nieuwegein. Tussen een gigantische fietsenstalling en de hoofdingang van het schoolgebouw staat een trailer van Pieter Smit. De deur van de cabine zwaait open en chauffeur Patrick stapt uit: tonnetjerond, sigaar in de mondhoek en joviale glimlach. Hij heeft overnacht in de truck en – concluderend uit de restanten in de cabine - ontbeten met roomyoghurt.
Patrick Wisdom: ‘Als we ’s morgens spelen, kom ik meestal de avond van tevoren, dan kan ik meteen als de school opent dat ding op zijn plek rijden. Dat is toch altijd even lastig en bovendien gevaarlijk als er allerlei leerlingen gehaast rondlopen. Vanochtend heb ik tussen de buien door alvast de stempels neergezet en waterpas gemaakt.’
Hij klimt naar beneden en loopt voor me uit. Tegen de lange kant van de trailer staat een stalen constructie: de stempels. Om negen uur arriveren de twee technici. Geroutineerd sluiten ze de generator aan, haken ‘de bak’ binnen in de trailer los, trekken hem uit en plaatsen hem op de stempels. Het is nog geen half tien en het theater staat.
Via een platform met traptreden en leuning aan de achterkant van de trailer gaan we naar binnen. Tegen de lange wand staan bankjes opgestapeld. Ze worden op de vloer van de oorspronkelijke trailer in drie rijen geplaatst en klaar is de tribune. De uitgeschoven ‘bak’ met een iets kleiner vloeroppervlak dan de trailer zelf, zo’n acht meter breed en twee meter diep, vormt het toneel. Helemaal aan de voorkant, in het gedeelte van de trailer dat pal achter de truck zit, is het techniekhok en daar weer achter bevindt zich de kleedkamer. In het techniekhok past precies een stoel en een tafeltje met daarop twee laptops – één voor het geluid en één voor het licht. De kleedkamer doet in de verste verte denken aan een klein uitgevallen, rommelige walk-in closet. Er hangen spiegels, er staat een kledingkist en er kunnen zich onmogelijk vier acteurs tegelijk omkleden. Maar dat gebeurt toch.
Hoosbui
Om half elf begint King Oeboe, een coproductie van Toneelgroep Oostpool uit Arnhem en Theater Sonnevanck uit Enschede. De voorstelling begint eigenlijk buiten, maar vanwege de nog steeds aanhoudende hoosbui wordt besloten de twee Havo 2-klassen meteen de trailer in te loodsen en de proloog deze keer binnen te spelen. Daarmee is de cast genereuzer voor haar publiek dan voor zichzelf: de twee deurtjes die als op- en afgang dienen aan weerszijden van het podium komen direct buiten op een aangehangen trappetje uit, zonder overkapping welteverstaan.
Als ik samen met ongeveer vijftig leerlingen de trailer instap en check of mijn telefoon uitstaat, zie ik een bericht van de publiciteitsmedewerker van Theatergroep Kwatta. Direct na King Oeboe zal ik naar het Gelderse dorpje Uddel rijden om daar samen met groep zes en zeven van basisschool PW Alexander Kwatta’s trailervoorstelling Dierenpraat te bekijken. Maar de sms vertelt me dat dat helaas niet kan doorgaan: de trailer heeft op de snelweg onderweg naar Uddel twee wielen verloren en staat in een garage. Voordat ik me kan realiseren hoe een trailer met twee verloren wielen op een snelweg er precies uitziet en wat daar de gevolgen van zouden kunnen zijn, storten Oeboe en zijn vrouw Moeboe hun scheldkanonnades over ons uit.
Trailer
Regisseur Timothy de Gilde heeft van Alfred Jarry’s Ubu roi een narrige komedie gemaakt vol ‘foute’ stijlmiddelen, zoals een zalvende voice-over die de regieaanwijzingen vertelt en sentimentele popnummers die compleet ongeschikt zijn om de ‘mistaling’ van het stuk van Joachim Robbrecht op te zingen, maar dat gebeurt toch.
De Gilde leidt sinds 2008 de jongerenprojecten van Toneelgroep Oostpool. Voor die tijd was hij al eens regieassistent bij een van de eerste trailervoorstellingen van het gezelschap. Al tien jaar rijdt Oostpools trailer door Oost-Nederland om de bovenbouwleerlingen van het voortgezet onderwijs te laten kennismaken met theater. Indertijd bedacht het gezelschap samen met de provinciale bemiddelingsinstelling voor cultuureducatie Edu Art het concept van de trailer, speciaal voor scholen waar de dichtstbijzijnde schouwburg te ver vandaan is om met gemiddeld zo’n zes klassen naartoe te gaan. Oorspronkelijk werd een bezoek aan de trailer voorafgegaan door een workshop in de klas en afgesloten met een nagesprek, maar toen De Gilde het voor het zeggen kreeg, schafte hij die workshops af.
De Gilde: ‘Theatereducatie houdt voor mij in dat je voorstellingen ziet, niet dat je in een uurtje de “regels” van een theaterbezoek krijgt uitgelegd. Daarom heb ik de trailer ook weer van stal gehaald toen ik de jongerenprojecten ging leiden. (Die was twee jaar niet gebruikt, red.) Het mooie aan de trailer is dat spelers en publiek boven op elkaar zitten. Als acteur moet je heel open spelen en als toeschouwer is het onmogelijk om weg te kijken of je af te sluiten. Dat maakt de trailer zo geschikt voor een eerste kennismaking met theater. Ook al zijn er natuurlijk artistieke beperkingen. Het speelvlak maakt een afwisselende mise-en-scène vrij lastig, je staat meestal met zijn allen op een rij en ook qua licht en decor is het beperkt. Wat dat betreft kan een trailervoorstelling nooit een voorstelling in een theaterzaal vervangen. Maar het is hoe dan ook beter dan spelen in een gymzaal van een school. Dan zijn de acteurs per definitie te gast in de ruimte van de jongeren; in de trailer zijn ze te gast bij ons.’
Inmiddels zijn de trailervoorstellingen van Toneelgroep Oostpool een begrip in de provincies Gelderland en Overijssel en zelfs daarbuiten. Per seizoen worden honderdtwintig voorstellingen in de trailer gespeeld, vaak twee per dag, gemiddeld op zo’n twee à drie scholen per week. Sinds begin dit jaar werkt Toneelgroep Oostpool bovendien samen met Theater Sonnevanck uit Enschede en zullen zij jaarlijks twee trailervoorstellingen samen maken, die allebei gemiddeld negentig keer zullen gaan spelen. Behalve een voorstelling voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs komt er nu ook een voorstelling voor de onderbouw. King Oeboe is daarvan de eerste.
Logistieke ongemakken
De trailer heeft andere gezelschappen geïnspireerd. Toen Kwatta in 2008 van het ministerie de opdracht kreeg om als BIS-jeugdgezelschap van Gelderland ook theater voor jongeren te gaan maken, besloot artistiek leider Josee Hussaarts de trailer van Oostpool te huren. Daarin speelden zij voor de hoogste groepen van basisscholen en de eerste klassen van het voortgezet onderwijs de voorstelling Bivak. Dat beviel zo goed dat ze het jaar daarna hun eigen trailer kochten. Deze lieten ze verbouwen door de man die indertijd ook de - volgens brandweervoorschriften geheel veilige - trailer van Oostpool had gebouwd: Chris van den Berg. Voortschrijdend inzicht leidde ertoe dat hij ditmaal onder andere een ander verwarmings- en luchtverversingssysteem inbouwde, een speciale uitschuifbare koof voor eventueel tegenlicht aanbracht en de op- en afgang voor de acteurs voorzag van een afdakje.
De volgende morgen blijken de wielen van de Kwatta-trailer gerepareerd, de chauffeur is ongedeerd. Ik krijg een nieuwe kans om de trailer van Kwatta te aanschouwen; deze keer in een iets minder romantisch Verweggistan dan Uddel, maar op basisschool Boemerang te Apeldoorn.
De absurdistische dierenverhalen van Armando over doodgaan, blij zijn met niks en onzekerheid omtrent dunne benen vallen goed bij de leerlingen. Na afloop van de voorstelling vertelt chauffeur Stef Bakker dat hij normaal gesproken babyvoeding in zijn trailers vervoert en dat het rondrijden van gemiddeld zo’n negen voorstellingen per week verdeeld over vier of vijf scholen een leuke afwisseling vormt. Van het ongeluk gisteren op de snelweg wordt deze kleine, tengere jongen warm noch koud. Net zo min als hij van slag raakt als er nog auto’s geparkeerd staan op de plek waarvoor de vergunning is aangevraagd en hij zijn trailer moet gaan uitklappen.
Bakker: ‘Dan zoek ik gewoon via het kenteken van zo’n auto uit bij welke garage hij in onderhoud is en dan bel ik die garage op. Een medewerker van de garage stuurt dan een sms naar de eigenaar dat de auto fout geparkeerd staat en dan rijdt de eigenaar meestal binnen een kwartier zijn auto wel weg.’
Dit soort logistieke ongemakken horen bij het ‘trailerwezen’. Bij enorme storm kunnen de trailers niet altijd veilig worden opgebouwd. Het intimmeren van het decor neemt doorgaans drie à vier weken in beslag, veel langer dan het bouwen van decors voor zaalvoorstellingen, omdat alles moet worden vastgezet en tot op de millimeter moet passen. In de te koude wintermaanden en te hete zomermaanden is de trailer slecht te gebruiken omdat de temperatuur in het rijdende theater dan niet goed aangenaam is te krijgen. Het stallen vraagt soms enig kunst- en vliegwerk. Bij Kwatta bijvoorbeeld moet de trailer sinds het wegvallen van de rijkssubsidie met ingang van 2013 op de eigen parkeerplaats worden gestald, waar het gevaarte alleen met een hijskraan op getild kan worden. En dan kan er een kabeltje breken, zoals afgelopen zomer gebeurde.
Enige optie
Maar het weegt allemaal niet op tegen de voordelen van een intiem theater dat je op de stoep bij je publiek rijdt. Die voordelen zijn overigens uitsluitend maatschappelijk: door het wegvallen van provinciale kunstbemiddelingsinstellingen en eisen aan scholen om de 10,90 euro die zij per leerling ontvangen voor cultuur ook te besteden aan bijvoorbeeld ‘deskundigheidsbevordering’ van leerkrachten, kunnen veel scholen geen busvervoer naar theaters meer betalen en zijn de trailervoorstellingen de enige optie om schoolkinderen met theater in aanraking te brengen. Zakelijk levert een trailervoorstelling ongeveer even weinig op als een klasvoorstelling (waarvan de productiekosten veel lager zijn, maar waar per keer slechts één klas kan komen kijken, tegenover gemiddeld twee klassen per keer in de trailer) of een reizende zaalvoorstelling (waarvan de productiekosten en uitkoopsommen veel hoger zijn, maar de publieksaantallen en dus inkomsten ook veel hoger liggen).
Een iets andere motief voor het maken van trailervoorstellingen heeft Theater Artemis in de provincie Brabant. In 2011 besloot toenmalig artistiek leider Floor Huygen dat het wat haar betreft niet werkte om een zaalvoorstelling ook voor een publiek van enkel kinderen of jongeren te spelen. De artistieke kwaliteit van de voorstelling leed onder de verschillende manieren waarop enerzijds zalen vol schoolkinderen en anderzijds (bij de vrije voorstellingen) zalen vol families op de voorstellingen reageerden. Dus ontstond het idee om speciaal voor scholen aparte voorstellingen te maken in een trailer.
Als inspiratie ging het gezelschap uiteraard kijken bij pionier Oostpool, maar ook bij de Classic express waarin het Prinses Christina Concours basisschoolleerlingen inleidt in de klassieke muziek. Deze trailer is gebouwd door het bedrijf dat ook de rijdende viptribunes en studio’s voor de Tour de France maakt, maar helaas zat een dergelijk vernuftige trailer er financieel niet in voor Artemis. Het gezelschap tikte een trailer op de kop die werd gebruikt voor het borstkankeronderzoek. Een exemplaar dat al kon worden uitgeschoven, waarin bovendien een keukenblok en toilet aanwezig waren.
Technicus van het gezelschap Dik Beets verbouwde het gevaarte dusdanig dat hij nog een tweede keer kon worden uitgeklapt tot een totaaloppervlak van bijna negen bij negen meter. Een ruimte zonder vaste publieksopstelling, waardoor de theatrale setting flexibeler is dan bij Kwatta en Oostpool. In de laatste trailervoorstelling Goed kwaad maakte Sanne Nouws bijvoorbeeld een klaslokaal na en zit het publiek van zes jaar en ouder op schoolstoeltjes in een klassikale schoolopstelling.
Kunstmenu’s
Hoewel ook voor dit grotere trailertheater de opbouwtijd verbluffend kort is, tweeënhalf uur, staat de Artemis-trailer zelden één dag op één school. Anders dan in de provincies in het oosten van het land, waar bijna alle kunstbemiddelingsinstellingen zijn gedecentraliseerd, organiseert de Brabantse instelling Kunstbalie nog altijd provinciebrede ‘kunstmenu’s’. Meerdere scholen nemen samen een trailervoorstelling af, waarna de trailer op een strategische plek wordt opgebouwd. Zo kunnen de leerlingen van die scholen - meestal te voet maar soms met bus- of autovervoer - naar de trailer komen. Zodoende staat de trailer soms wel een week op een of ander marktplein, in het zicht, waardoor het vaak ook nog lukt om zo’n week af te sluiten met een openbare voorstelling.
Al met al beginnen de trailervoorstellingen zich als een soort olievlek over het land te verspreiden. Inmiddels is jeugdtheatergezelschap Het Laagland in de trailer van Artemis komen kijken en is het gezelschap ook in Limburg druk doende een exemplaar aan te schaffen en te laten verbouwen. Er wordt door de betrokken gezelschappen zelfs gebrainstormd over een mogelijk ‘trailervoorstellingenfestival’ in de toekomst.
[streamer]
‘Bij Kwatta moet de trailer sinds het wegvallen van de rijkssubsidie met ingang van 2013 op de eigen parkeerplaats worden gestald, waar het gevaarte alleen met een hijskraan op getild kan worden.’