Interview met René Groothof
René Groothof maakt al enkele jaren furore met zijn solistische muziektheatervoorstellingen. Zijn vertelkunst, waarbij hij met nauwelijks zichtbare transformaties alle rollen zelf speelt, hebben volgens de Krekeljury van de VSCD Jeugdtheaterprijs een ‘unieke kwaliteit’. Zelf vindt René Groothof zichzelf helemaal niet zo uniek. Zeker niet vergeleken met het onderwerp van zijn nieuwe voorstelling, Salvador Dalí. Over diens leven en werk gaat Dalí, of hoe word ik beroemd.
Door Brechtje Zwaneveld
‘Dalí was uniek. Niet zomaar uniek, maar echt uniek. Tegenwoordig lijkt iedereen uniek te zijn. Dat wordt althans gesuggereerd in al die talentenshows. Maar in werkelijkheid is niemand in zo’n talentenshow uniek. Want een jury bepaalt daar wie uniek is. Volgens Dalí moet je je nooit laten beoordelen. Alleen jij zelf bepaalt wie je bent. Dalí liet zich nergens op vastpinnen, was altijd ongrijpbaar. En heel ad rem. Daarmee creëerde hij een excentrieke eigenheid die geniaal was.’
Aldus René Groothof. Hij kan er jaloers op zijn, op dit genie dat van zijn leven een kunstwerk wist te maken. René Groothof vindt zichzelf niet uniek en ad rem. Beide keren dat hij werd gelauwerd door de Krekeljury van de VSCD – in 2006 won hij een Gouden Krekel voor Mijnheer Ibrahim en de bloemen van de Koran, in 2011 een Zilveren Krekel voor Ik ben niet bang – maakte zijn hart een sprongetje. Hij vond het ijdel van zichzelf, maar kon de vreugde niet onderdrukken omdat zo’n prijs voor hem als maker zonder structurele subsidie bijna noodzakelijk is om onder de aandacht te blijven van publiek en programmeurs. Het spijt hem, maar: ‘Nee, in die zin lijk ik niet op Dalí.’
Qua uiterlijk lijkt hij echter wel verdacht veel op de surrealistische Spaanse schilder uit de vorige eeuw. Juist die gelijkenis bracht zijn vaste regisseur Aike Dirkzwager op het idee een voorstelling met hem te maken over de eigenzinnige beroemdheid en dan meteen die beroemdheid als thema te nemen. Dalí was namelijk niet alleen uniek, hij wilde ook beroemd worden en dat blijven. En welk kind van een jaar of negen wil dat vandaag de dag niet?
René Groothof, die inmiddels naam heeft gemaakt met zijn muzikale vertellingen, vindt het van groot belang om in zijn onderwerpen aansluiting te vinden bij de belevingswereld van kinderen. En dan vooral bij kinderen vanaf een jaar of acht, negen. Hij herinnert zich die fase uit zijn eigen jeugd als buitengewoon indringend: ‘Al die verwarring waarover het in het leven gaat, krijgt op die leeftijd een kickstart. Ik ontdekte bijvoorbeeld dat mijn ouders geen goden waren maar mensen, met onvolkomenheden. Je verliest je onschuld op die leeftijd en daarmee begint de eeuwige zoektocht naar wie je bent.’
Wat dat betreft is hij bij Dalí aan het goede adres. De kunstenaar kreeg bij zijn geboorte de naam van zijn negen maanden eerder gestorven broertje: Salvador. Nadat hij op het graf van zijn broer zijn eigen naam had zien staan, raakte de schilder gepreoccupeerd met de vraag naar wie hij was. Een preoccupatie die vergezeld ging van een niet aflatende fascinatie voor de dood. Die fascinatie is ook René Groothof niet vreemd. In veel van zijn voorstellingen speelt de dood een prominente rol. Groothof: ‘Het leven is het verhaal en de dood is het einde. Toen ik jong was, was de dood taboe. Men vond dat je kinderen zo ver mogelijk daarvan weg moest houden. Zo ben ik niet op de begrafenis van mijn oma geweest. Kinderen kwamen gewoon niet op begrafenissen. Die opvatting heeft er natuurlijk mee te maken dat veel mensen bang zijn voor de dood. Van dat griezelige “niets” krijgt menigeen de zenuwen. Maar door het er niet over te hebben wordt het allemaal nog veel verontrustender. Iedereen is vroeg of laat met de dood bezig en ik denk dat hoe eerder je daarmee begint, hoe minder ongerust je erover wordt. Bovendien, zoals Toon Tellegen wel eens heeft geschreven: alle goeie verhalen gaan over de dood.’
Dalí wilde niet sterven. Hij betaalde duizenden dollars om de ontwikkelingen op het gebied van invriezen te bevorderen. Het mocht niet baten, zijn kunst bleek onsterfelijk maar hijzelf ging dood en werd bijgezet in het door hemzelf opgerichte museum in zijn geboortedorp Figueras.
Groothof, Dirkzwager en schrijver Don Duyns laten Dalí, of hoe word ik beroemd? beginnen met de fantasie dat het invriezen indertijd, in 1989, toch is gelukt. Tijdens de rondleiding van een schoolklas kinderen door zijn museum komt de beste man uit zijn vrieskist tevoorschijn en wandelt het land der levenden in.
Met een decor van Rogier Willems waarin spiegels zijn verwerkt en Dalí’s schilderijen worden geanimeerd, wordt een surrealistische wereld opgeroepen. Er is live muziek van componist en toetsenist Marieke Lenz en cellist Paul Rittel, die respectievelijk ook een rondleidster en een suppoost in het museum spelen. René Groothof zelf speelt – en dat is buitengewoon ‘uniek’ voor hem - maar één rol: die van Dalí.