Interview Majd Mardo

gepubliceerd in: 
Theatermaker
gepubliceerd op: 
01/02/2016

Acteur Majd Mardo (1989) kwam in de jaren negentig samen met zijn ouders als politiek vluchteling uit Syrië. Vorig seizoen verwerkte hij zijn verhaal in de voorstelling Nobody Home van Daria Bukvić, dit seizoen speelde hij Macbeth bij de Toneelmakerij. ‘Ik word met name gecast vanwege mijn afkomst en uiterlijk en ik heb besloten dat ik het meeste bijdraag aan verbinding door me te focussen op de verhalen van de personages die ik speel en niet op de etnische kant van die personages.’

Door Brechtje Zwaneveld

Majd Mardo wilde al van jongs af aan acteur worden. ‘Ik was een beetje een showbink.’ Nadat hij in de jaren negentig samen met zijn ouders als politiek vluchteling uit Syrië terechtkwam in een asielzoekerscentrum in Nederland en zich realiseerde dat hij in Aleppo deel had uitgemaakt van een rijk gezin dat nu alles had verloren, voegde zich daarbij de wens om de wereld te veranderen. ‘Ik ben geen Ghandi of zo, ik wil gewoon acteren, maar ik heb wel een groot rechtvaardigheidsgevoel. Op dit moment is de Arabische wereld een hot topic, ook voor makers.’

Moslimjongere
Mardo studeerde in 2013 af aan de Toneelacademie Maastricht. Zijn klas was een van de eerste lichtingen na een bewuste ommezwaai richting diversiteit in het van oudsher blanke bolwerk van de academie. De eerste voorstelling waarin Mardo na zijn afstuderen speelde was Jamal van de Toneelmakerij. Een voorstelling die met name in schoolklassen speelt, over een radicaliserende, Islamitische Irakees die zich noch in de Arabische wereld, noch in de westerse wereld thuis voelt. Mardo’s personage Jamal voelt een woede waarmee hij niks kan, behalve een bom maken. De voorstelling wordt inmiddels voor het derde seizoen gespeeld, inmiddels met een andere cast.
Mardo: ‘Jamal snijdt een onderwerp aan waarover veel leerkrachten met hun leerlingen willen praten. Maar hoe doe je dat? Radicalisering is een moeilijk onderwerp. Ik ben christelijk opgevoed, ik ken zelf niet letterlijk de woede die je voelt als je geloof wordt gedemoniseerd, maar ik begrijp de woede van zo’n moslimjongere wel. Het gevoel dat je wordt verwaarloosd, door een hele samenleving zelfs, is verschrikkelijk. Ook al ben ik zelf geen moslim, ik voel mij wel geroepen om ze te verdedigen. Dat maakte Jamal tot een zinvolle voorstelling.’
Na Jamal speelde Mardo onder andere het Marokkaanse vriendje van Polleke in de voorstelling Polleke van NTjong, naar de gelijknamige boeken van Guus Kuijer, en maakte hij samen met zijn klas- en schoolgenoten Daria Bukvić, Saman Amini en Vanja Rukavina de veelgeprezen voorstelling Nobody Home (geselecteerd voor het Nederlands Theater Festival 2015), waarin hun achtergrond als vluchtelingen het uitgangspunt vormt. De voorstelling wordt in april hernomen.
Mardo: ‘De impact van Nobody Home is zo helder. Via humor en emoties raken we het zeer gemêleerde publiek. Links-elitair grachtengordelpubliek zit naast ex-vluchtelingen. Maar de groepen voor wie die voorstelling echt een omslag in denken zou kunnen betekenen, blijven weg. De PVV-stemmers, maar ook rechts en gematigd Nederland, de mensen die vluchtelingen niet durven te verwelkomen; die zitten niet in de zaal. We willen heel graag meer politici en bekende Nederlanders in de zaal, mensen die door deze groepen worden gerespecteerd, zodat zij de voorstelling kunnen aanbevelen.’

Nederlandse soldaat
De wens om de beeldvorming over buitenlanders te veranderen gaat bij Mardo hand in hand met de wens om zijn eigen mogelijkheden als acteur te vergroten. Toen hij op de toneelschool zat, verzette hij zich tegen alle mogelijke vormen van etnisch casten. ‘Ik zie eruit als een Arabier, als een moslim of als een jood. En ik vind het moeilijk om dat te vergelijken met een Nederlander met een kale kop die altijd als hooligan wordt gecast.’ Aan de andere kant realiseert hij zich het voordeel van het feit dat hij deel uitmaakt van een niet al te grote ‘Arabisch-uitziende’ pool acteurs in Nederland. ‘De Arabische wereld en alles wat daarin gebeurt is momenteel een hot topic. Dus als je daarover iets wilt maken, dan vraag je eerder mij dan een Nederlandse Klaas uit Schubbekutteveen.’
Toch was het een opluchting voor hem toen hij door Liesbeth Coltof werd gevraagd voor de rol van Macbeth en door Boris Pavel Conen voor de rol van een Nederlandse soldaat in de telefilm Kamp Holland. ‘Het voelde als een nieuw begin in mijn carrière. Eindelijk rollen waarvoor mijn achtergrond niet het uitgangspunt vormt.’ Maar Mardo verwacht niet dat hij vanaf nu ineens alleen nog maar rollen zal spelen waarbij zijn achtergrond er niet toe doet.
Mardo: ‘Ik let er nu vooral op dat ik niet als een of andere excuusterrorist wordt gecast. Mijn personages hoeven geen goodguys te zijn, maar het moeten wel mensen zijn met angsten, frustraties en keuzes. Ik speel nu bijvoorbeeld in Jihad (geregisseerd door Daria Bukvić, red.), een voorstelling over jonge Syrië-gangers. Daarin gaat het vooral over wat er in de hoofden van dat soort jongens en meisjes omgaat: buitengesloten zijn, je niet gehoord voelen. Ik heb geaccepteerd dat ik voorlopig in ieder geval in die hoek zit, maar ik weiger om islamitisch geweld en extremisme eenzijdig en negatief te voeden. Dan blijven PVV-stemmers namelijk bevestigd zien: “Goed dat ik daar bang voor ben.” Ik vind dat het de plicht is van theater, film en televisie om te laten zien dat het ook anders kan. Een goed voorbeeld daarvan is de enorm populaire Amerikaanse serie 24 van ruim tien jaar geleden. De makers van die serie staken hun nek uit. Door het superleuke personage van David Palmer, de zwarte president van Amerika, raakte het publiek gewend aan het idee van een zwarte president op een moment dat die er nog helemaal niet was in Amerika. Ik zeg niet dat het daarom ook mogelijk is geworden dat er daadwerkelijk een zwarte president kwam, maar het laat zien dat door zo’n serie de beeldvorming van het publiek kan veranderen. Het normaliseert. Publiek gaat eraan wennen om niet-blanke mensen te zien zonder dat hun afkomst ertoe doet. En dat wennen is belangrijk om de verbinding in de samenleving te versterken. Televisie en film zijn hierin belangrijker dan theater, omdat ze een veel groter bereik hebben. Ik merk dat de film- en televisiewereld daar in Nederland nog niet klaar voor is. Op audities wordt mij heel vaak gevraagd of ik het ook met een accent kan. Ja, natuurlijk kan dat, maar het is een gemiste kans. Het idee is toch nog heel vaak: als het niet stereotype is, dan is het niet herkenbaar en dus niet bruikbaar. Dat is onbedoeld bevooroordeeld en dat helpt niet. Bovendien zou geen enkele maker uitsluitend voor herkenbaarheid moeten gaan.’

Mardo had zelf zo’n ‘verbindende’ ervaring toen hij als kind naar de televisieserie van Polleke keek. ‘Ik vond het zo mooi: een Arabisch uitziende dude met een blond Nederlands meisje. Ik was toen nog niet zo lang in Nederland en ineens besefte ik dat ik ook verliefd kon worden op zo’n blond meisje.’ Hij weet niet of er uiteindelijk steeds minder stereotype gecast zal worden in Nederland. Dat een opleiding als Maastricht bewust voor meer diversiteit onder studenten kiest, is een begin. Maar volgens hem moet dat nog doorsijpelen naar de gezelschappen en de televisie- en filmmakers.
Mardo: ‘Je ziet nu bijvoorbeeld in de serie De fractie hoe Nadia Amin een perfect Nederlands sprekende politica speelt. Het gaat de goede kant op, maar Nederland is er nog lang niet. Ik heb een grote ambitie om bij te dragen aan een verandering op dat gebied. Mijn ouders hebben mij meegenomen naar Nederland. Dat was een goede keus, maar ik heb er niet voor gekozen om hier te zijn. Het zou niet eerlijk zijn als ik daarom niet dezelfde kansen zou krijgen als anderen. Daar blijf ik voor vechten.’